Aubade liederen

Moerkapelle lied

Aan het Moer stond een kapelle en dat was on klein begin.
Zo de boeken ons vertellen sloot ons ’t water dikwijls in.
Maar de molens maalden lustig, altijd droog weer viel het land
En nu leven wij hier rustig, niet bedreigd door waterstand
En nu leven wij hier rustig, niet bedreigd door waterstand

Wilde venen werden akkers, ook ontstond hier tuinderij.
Voor vervoer, verzorging, handel kwam er heel wat drukte bij.
Kerk en school, verenigingsleven, winkels trokken mensen aan.
Waarom in de stad gebleven als hier goede huizen staan?
Waarom in de stad gebleven als hier goede huizen staan?

Is de dam aan de oude Rotte ons als stad voorbijgestreefd, 
’t houten hek uit de Sint Laurens heeft het koperen overleefd
Hoge bomen zijn getroffen, maar het riet trotseert de tijd
Zo is vaak de weg van ’t kleine, dat in needrigheid gedijt
Zo is vaak de weg van ’t kleine, dat in needrigheid gedijt 

Onze wens voor deze streken is een wens van vrede en bloei
’t Raadhuis zij een blijvend teken van vernieuwing, welvaart, groei
Blijft ons zegen vergezellen bij wat burgerzin hier doet, 
ja dan gaat ons Moerkapelle nog een toekomst tegemoet
ja dan gaat ons Moerkapelle nog een toekomst tegemoet

Zilvervloot

Heb je van de Zilveren Vloot wel gehoord
De Zilveren Vloot van Spanje?
Die had er veel Spaanse matten aan boord
En appeltjes van Oranje!
Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam is klein
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!

Zei toen niet Piet Hein, met een a-alwaerig woord:
“Wel, jongetjes van Oranje Kom, klim ‘reis aan dit en dat Spaansche boord
En rol me de matten van Spanje!”
Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam is klein
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!

Klommen niet de jongens als ratten in ‘t want
En vochten ze niet als leeuwen?
Ze maakten de Spanjers duchtig te schand’
Tot in Spanje klonk hun scheeuwen
Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam is klein
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!

Kwam er nu nog eenmaal zo’n Zilveren Vloot
Zeg, zou jelui nog zo kloppen?
Of zoudt gij u veilig en wel buiten schoot
Maar stil in je hangmat stoppen?
“Wel, Neerlands bloed
Dat bloed heeft nog wel moed!
Al bennen we niet groot, al bennen we niet groot
We zouën winnen, ja winnen de Zilveren Vloot!
We zouën winnen de Zilveren Vloot!

Wilhelmus

Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij, onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.